Al vroeg in het voorjaar kun je op zonnige dagen vlinders zien vliegen, bijvoorbeeld de dagpauwoog en de kleine vos. In spleten en holtes hebben ze overwinterd, totdat de zon en oplopende temperatuur ze weer naar buiten lokt!
De eerste vrolijke fladderaars die we buiten zien rondvliegen, zijn de vlinders die in ons land hebben overwinterd. Dat zijn de dagpauwoog, kleine vos, citroenvlinder en gehakkelde aurelia. Toen het winter werd verscholen ze zich in spleten en holtes tussen de schors of in de schuur, maar nu de temperatuur oploopt willen ze weer graag naar buiten! Ook de vlinders die hier als pop overwinteren, komen in het voorjaar massaal uit als de temperatuur stijgt. Zo kun je ook het koolwitje, oranjetipje en boomblauwtje al vroeg in je tuin tegenkomen.
Eerst zonnen
Omdat vlinders koudbloedig zijn moeten ze eerst opwarmen. Daarom zie je ze in deze tijd van het jaar graag zonnen. Vaak zitten ze met uitgespreide vleugels op een plant of op een muur, omdat die de zonnewarmte lekker vasthoudt. Zodra de vlinders op temperatuur zijn, vliegen ze uit om nectar te zoeken om zich mee te voeden. Dat vinden ze op vroeg bloeiende struiken als Viburnum, sleedoorn en andere lentebloeiers.