Als je niet van dakplatanen en bolcatalpa’s houdt, zijn kleine bomen met een parasolvorm ideaal. Ze zijn heel sfeervol en zorgen voor voldoende schaduw. Erg mooi is de fluweelboom (Rhus typhina). Deze groeit erg grillig, heeft mooie geveerde bladeren en spectaculaire herfstkleuren. Meer bijzonder is de lampionboom (Koelreuteria paniculata) die in de zomer mooie gele pluimen geeft of de judasboom (Cercis siliquastrum) die in het vroege voorjaar bloeit met violetroze bloempjes aan de verder nog kale takken. Je zou ook een kweepeer (Cydonia oblonga) of mispel (Mespilus germanica) kunnen planten. Deze karakteristieke bomen vallen op door hun uitbundige voorjaarsbloesem. Bovendien krijgen ze in het najaar eetbare vruchten die je kunt verwerken tot bijvoorbeeld jam.

Veel bamboe soorten woekeren flink. Het gaat dan om krachtig groeiende bamboes zoals Phyllostachys, Semiarundinaria en Pseudosasa die wel vier tot acht meter hoog worden. Een bamboe die niet woekert is Fargesia. Deze heeft iets fijner blad, groeit minder hard en afhankelijk van de soort of cultivar wordt deze één tot vier meter hoog.

Bij aardbeien is het belangrijk dat je alle uitlopers wegsnoeit. Dat geldt ook voor uitgebloeide bloemen, dode vruchten en door ziekte aangetast blad. Gezond blad kan aan de plant blijven totdat het vanzelf verwelkt, zodat alle energie terugvloeit naar de plant. Sommige tuiniers halen al het afgestorven blad van de kroon weg en ook het oude stro, omdat ze geloven dat dit helpt tegen ziekte en schadelijke beestjes, maar zo beroof je de plant ook van zijn natuurlijke winterdekje.

Meestal zijn kwetsen zelfbestuivend, dus het is niet waarschijnlijk dat dit veroorzaakt wordt omdat de juiste bestuiver ontbreekt. Wel bloeien kwetsen al vroeg in het jaar, waardoor de bloesems of de vruchtbeginsels door de vorst beschadigd kunnen worden. Je kunt de boom volgend jaar tijdens de bloei met een laagje vliesdoek beschermen. Haal dat overdag wel weg, zodat de bijen af en aan kunnen vliegen om de bloesem te bestuiven. Als het om een jong boompje gaat, kun je dat nog verplanten naar een meer beschutte plek.

Tuinontwerper Emiel van den Berg geeft antwoord op deze vraag: Omdat de oprit praktisch in gebruik moet zijn, moet hij vaak wel recht zijn. En saai is niet per definitie een nadeel als de rest van de tuin aantrekkelijk is. Er zijn verschillende foefjes om de oprit te verfraaien. Belangrijk is de keuze van het bestratingsmateriaal. Je kunt bijvoorbeeld voor de autosporen grote tegels gebruiken en daartussen klinkers leggen. Als je hetzelfde materiaal terug laat komen in de voortuin, bijvoorbeeld voor het pad naar de voordeur, ontstaat er één geheel.  Ook met beplanting kun je de oprit meer bij de voortuin betrekken. Bijvoorbeeld door een beukenhaag langs de oprit te zetten en deze terug te laten komen langs het pad naar de voordeur of door in de voortuin één of enkele beukenblokken te planten. In plaats van een haag kun je ook bolcatalpa’s, zuil- of leibomen gebruiken om de oprit meer bij de voortuin te trekken.

Tuinontwerper Emiel van den Berg geeft het volgende advies: In kleine tuinen waar je moet stoeien met ruimte moet je functioneel werken. Het is het meest praktisch om de kliko’s dicht bij de keuken te zetten. Je wil de kliko’s uit het oog hebben, maar in feite is camoufleren al voldoende. Bouw je ze namelijk helemaal in dan ontstaat een zware constructie die erg storend kan zijn. In een kleine tuin, waar een smalle erfafscheiding het handigst is, kun je het beste deze afscheiding laten inspringen, dat wil zeggen dat je een deel dwars op de lengterichting plaatst. Dit voegt een verrassingselement toe omdat de tuin dan niet in één keer is te overzien. Achter dat tuinscherm kun je de kliko’s kwijt. Je kunt ook een haag of klimopwand laten inspringen of een wand van verticale kastanjehouten palen waar klimop doorheen groeit. Belangrijk is dat je voor deze camouflagewand materiaal gebruikt dat al in de tuin staat, zoals de erfafscheiding.