Knotwilgen zijn in de winter echte blikvangers. Als de stam van een wilg op een hoogte van twee meter wordt afgezaagd, wordt hij in de loop der jaren bovenaan steeds dikker. Elk jaar loopt de boom weer uit en ontstaan er nieuwe takken.

Op die manier ontstaat een lage, dikke stronk met daarboven een grote takkenbos. Dat zijn de wilgentenen.

Vroeger werd deze geoogst en bijvoorbeeld tot manden verwerkt. Dat gebeurt nog steeds, maar ook worden veel knotwilgen nu onderhouden door natuurbeschermingsorganisaties, want in hun takken vinden vleermuizen en uilen bescherming.