Een natuurlijke haag vraagt niet veel onderhoud maar enkele jaren na aanplant is snoeien toch wel nodig. Knip - als de haag minstens 3-4 jaar oud is, elk jaar eenderde van de struiken tot zo'n 20 cm boven de grond terug. Deze lopen dan weer fors uit waarna je het jaar daarna weer andere struiken flink terugneemt. Zo blijft de haag mooi en groeikrachtig. De afgesnoeide takken kan je al dan niet versnipperd weer in de haag terugleggen. Er ontstaat dan een ondoordringbaar struweel waar allerlei dieren een schuilplaats in vinden.

Het wordt afgeraden om bij vorst te snoeien - ook bij lichte vorst - omdat de snoeiwonden dan in kunnen vriezen. Dit geeft onnodige schade aan bomen of heesters. Wacht daarom met snoeien tot twee dagen na de vorst.

Wie in potjes zaait, kan het beste speciale zaaigrond gebruiken. Deze zaaigrond bevat weinig meststoffen zodat de tere worteltjes van de planten niet verbranden. Standaard potgrond van goede kwaliteit is ook geschikt.

Om schadelijke aaltjes in de grond te voorkomen, kun je de chrysanten het beste elk jaar op een andere plek zetten. Door aaltjes (ook wel nematoden genoemd) kan vraatschade aan de wortels ontstaan. Een goede methode om aaltjes op een bepaalde plaats te verdrijven is het planten of zaaien van afrikaantjes!

Het najaar is een prima tijd om heesters en bomen te (ver)planten. Met dit soort klussen kun je vooral in een grote tuin je gereedschap nog wel eens kwijtraken. Plak daarom felgekleurde tape rond de steel. Je zult zien dat je de spade of spitvork een stuk sneller terug kunt vinden.

De meeste kuipplanten breng je voor de eerste vorst naar binnen, meestal zo rond half oktober. Doe het niet te vroeg, want veel kuipplanten kunnen best tegen een beetje kou (in het najaar meer nog dan in het voorjaar). Bemest de planten in augustus voor de laatste keer en haal, voor je ze binnen zet, dode takken, dorre bladeren en uitgebloeide bloemen eruit. Controleer de planten ook zorgvuldig op ziekten en plagen. Bladhoudende heesters hebben ook in de winter licht nodig, dus zet die in de buurt van een raam. Bladverliezende heesters hebben weinig tot geen licht nodig. De temperatuur schommelt voor de meeste kuipplanten tussen de 5 en 10 ºC. Ook in de winter is het belangrijk, dat er voldoende luchtcirculatie is. Als ramen de hele periode gesloten blijven, grijpen schimmels en ongedierte hun kans. Verder moet je in de winter matig zijn met watergeven. De meeste planten hebben nauwelijks water nodig. Bladhoudende kuipplanten mag je natuurlijk niet laten uitdrogen.

De gladheid wordt veroorzaakt door algen die op het hout groeien. Je kunt de vlonder weer stroef maken door er fijn zand over te strooien, pas na enkele maanden zullen algen dan weer terugkomen. Je kunt het mos ook verwijderen door de vlonder te schrobben met 1 deel azijn en 3 delen water.

Je kunt ervoor kiezen te spuiten met (milieuvriendelijk) onkruidbestrijdingsmiddel, maar er zijn ook diverse huis-tuin-en-keukenmiddeltjes die prima werken. Het onkruid verbrandt door er kokend water over te gieten of door een gasbrander te gebruiken. Na deze behandeling is het onkruid eenvoudig te verwijderen. Je kunt er ook strooizout overheen strooien waarna je er water over giet (pas wel op voor de beplanting!). Onkruid blijft ook wekenlang weg als je schoonmaakazijn met een scheut afwasmiddel over de tegels giet.

Leliehaantjes zijn oranjerode kevertjes die flink kunnen huishouden in de planten waarnaar ze zijn vernoemd. Maar ook kievitsbloemen staan op hun menu. Zowel de larven als de volwassen kevers eten van de bladeren en bloemen. Op zich zijn leliehaantjes niet moeilijk te vangen, maar je moet wel even weten hoe je dat aanpakt. Leliehaantjes hebben namelijk de gewoonte om zich op de grond te laten vallen als ze zich bedreigd voelen. Als je de plant beweegt dan laten ze zich prompt allemaal vallen en zijn ze (voor even) verdwenen. Leg daarom een doek op de grond, schud de plant goed heen en weer en de meeste larven en kevers zullen op de doek vallen. Dan is het nog wel een kwestie van doodmaken, anders lopen ze net zo hard weer terug naar de lelies.

Een zogenaamde boomspiegel van een al wat oudere, grote boom is een moeilijke plek voor kruidachtige planten. Toch zijn er wel een paar planten, die zich hier kunnen handhaven. Bijvoorbeeld Pachysandra terminalis, een wintergroene 25-30 centimeter hoge bodembedekker, die in maart bloeit met kleine witte bloemen. Een andere plant die geschikt is, is Vinca minor, de maagdenpalm. Deze plant wordt zo’n 25 centimeter hoog en bloeit in maart-april met blauwe, paarse of witte bloemen, afhankelijk van de cultivar. Knip deze plant in februari af, dan komen de bloemen veel mooier uit. De derde optie is de weinig eisende, halfwintergroene Geranium macrorrhizum. Het is weliswaar een wat flodderige plant, maar een beetje speelse aanblik is misschien juist heel welkom op de kale grond rond de boom.